De Past Simple : uitleg + oefeningen
Als je in het Engels wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurd is dan gebruik je de Past Simple.
Hoe maak ik de Past Simple?
Regelmatige werkwoorden: Het werkwoord +(e)d Voorbeeld: he worked Onregelmatige werkwoorden: 2e vorm uit het rijtje (to go - went - gone) Voorbeeld: he went home |
Wanneer gebruik ik de Past Simple?
Je gebruikt de Past Simple om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak worden daarbij woorden gebruikt die het moment aangeven waarop het gebeurde, zoals: -yesterday - last week/ -month / -year - 2011 (jaartal) - a week ago |