De onregelmatige werkwoorden
De lijst met onregelmatige werkwoorden staat vaak achterin je boek op alfabetische volgorde. Die lijst is bedoeld om werkwoorden in op te zoeken. Voor het uit je hoofd leren van de werkwoorden kun je ze beter in groepen verdelen! In de onderstaande lijst zijn de 60 meest voorkomende werkwoorden in 5 groepen verdeeld. Bovendien zijn de werkwoorden zo veel mogelijk op klank gesorteerd, zodat de werkwoorden rijmen als je ze hardop leest. Natuurlijk kun je ook je eigen groepen maken. Het gaat er om wat voor jou het makkelijkste is om te leren! Introductieles.
Groep 1: 3 werkwoordsvormen zijn gelijk
Nederlands
wedden
lezen instellen kosten knippen/snijden slaan/raken pijn doen plaatsen/zetten uitzenden |
Hele werkwoord
to bet
to read to set to cost to cut to hit to hurt to put to broadcast |
Past Simple
bet
read (uitspraak=red !) set cost cut hit hurt put broadcast |
Voltooid Deelwoord
bet
read (uitspraak = red !) set cost cut hit hurt put broadcast |
groep 2: 2e en 3e vorm zijn gelijk
Nederlands
fokken
ontmoeten hebben zeggen brengen kopen denken vangen voelen (vast)houden houden slapen leren verlaten/achterlaten verliezen bouwen (ver)sturen uitgeven (geld) betalen horen verkopen staan vinden hangen maken winnen |
hele werkwoord
to breed
to meet to have to say to bring to buy to think to catch to feel to hold to keep to sleep to learn to leave to lose to build to send to spend to pay to hear to sell to stand to find to hang to make to win |
Past Simple
bred
met had said brought bought thought caught felt held kept slept learnt/learned left lost built sent spent paid heard sold stood found hung made won |
Voltooid Deelwoord
bred
met had said brought bought thought caught felt held kept slept learnt/learned left lost built sent spent paid heard sold stood found hung made won |
groep 3: 3 vormen zijn verschillend
Nederlands
beginnen
bellen bijten schrijven breken kiezen spreken trekken/tekenen vliegen weten gooien rijden/besturen geven eten vallen vergeten krijgen schudden nemen |
Hele werkwoord
to begin
to ring to bite to write to break to choose to speak to draw to fly to know to throw to drive to give to eat to fall to forget to get to shake to take |
Past Simple
began
rang bit wrote broke chose spoke drew flew knew threw drove gave ate fell forgot got shook took |
Voltooid Deelwoord
begun
rung bitten written broken chosen spoken drawn flown known thrown driven given eaten fallen forgotten gotten shaken taken |
groep 4: vorm 1 + 3 zijn gelijk
Nederlands
komen
rennen |
Hele werkwoord
to come
to run |
Past Simple
came
ran |
Voltooid Deelwoord
come
run |
groep 5: totaal afwijkend
Nederlands
zijn
zien doen gaan |
Hele werkwoord
to be
to see to do to go |
Past Simple
was/were
saw did went |
Voltooid Deelwoord
been
seen done gone |